Voor 'n chronologisch overzicht van de strijd tegen corrupte ambtenaren
en bestuursrechters wordt u aangeraden met deze hyperlink te beginnen. Hierbij trekken wij de op 13 maart 1997 in het kader van artikel 3, eerste lid, sub a, van de Drank- en Horecawet verleende vergunning voor de horeca-inrichting "Lord-Nelson" in Dit besluit is genomen naar aanleiding van een voorstel van de burgemeester als bedoeld in artikel 32, eerste lid, van de Drank en Horecawet. Een afschrift van dit voorstel treft u bijgaand aan. De bevoegdheid voor het besluit tot intrekking van de vergunning ontlenen wij aan artikel 31, lid 1, sub d, van de Drank- en Horecawet. Dit artikel bepaalt dat een vergunning wordt ingetrokken indien zich in de betrokken inrichting feiten hebben voorgedaan, die de vrees wettigen, dat het van kracht blijven der vergunning gevaar zou opleveren voor de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid. Wij zijn van mening dat er zich in de horeca-inrichting dergelijke feiten hebben voorgedaan Blijkens vaste jurisprudentie, zoals onder andere neergelegd in de uitspraak van de Afdeling bestuursrecht Raad van State dd. 4 april 1996 levert de handel in harddrugs in een inrichting een wettige vrees op dat het van kracht blijven van een vergunning gevaar oplevert voor de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid. Dit is nogmaals bevestigd in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State dd 27 juni 1997 (gemeente Vaals). Dat er in uw horeca-inrichting sprake is van handel in harddrugs baseren wij op gegevens uit processen- verbaal die opgemaakt zijn naar aanleiding van een inval op 28 mei 1999 in uw horeca-inrichting. Daaruit blijkt dat in totaal 15 gram cocaïne is aangetroffen en wel bij drie personen 1 pakketje cocaïne, bij één persoon 3 pakketjes en bij één persoon 11 zakjes cocaïne en een zakje met 13 puntjes. Verder werd cocaïne (2 pakketjes) aangetroffen in een jasje, gelegen in het magazijn, op de grond (een flesje cocaïne) en tenslotte lag achter de bar een handtas met onder meer 2 pakketjes cocaïne en 2 pakketjes cocaïne los in een kast . Bij één van de bezoekers van het café, die van zich zelf zegt dat hij het café regelmatig bezoekt, is een hoeveelheid cocaïne gevonden, die ruim de gebruikelijke hoeveelheid voor eigen gebruik overtreft . Wij menen dat op basis van het aanwezig hebben van een dergelijke hoeveelheid cocaïne aangenomen kan worden dat deze hoeveelheid in belangrijke mate bestemd is voor de handel. U draagt als bedrijfsleider c.q. beheerder van het café een zekere verantwoordelijkheid voor de gang van zaken in het café. Het is u aan te rekenen dat in het café, verspreid over meerdere personen en verschillende plaatsen, in totaal ongeveer 15 gram cocaïne is aangetroffen. Een indicatie voor het aanwezig zijn van cocaïne voor de handel acht de president verder gelegen in het feit dat de cocaïne op meerdere plaatsen in het café is gevonden . Voorts is van belang dat cocaïne werd aangetroffen bij personen die gerekend kunnen worden tot de zeer vaste klantenkring, aan wie ook het incidenteel verrichten van enkele werkzaamheden werd toevertrouwd. Wij menen dat het aan u tenminste is toe te rekenen dat u onvoldoende alert bent geweest op het voorkomen van een situatie zoals hiervoor is omschreven . De bovengenoemde gegevens hebben de burgemeester van deze gemeente aanleiding gegeven gebruik te maken van de bevoegdheid voor toepassing van bestuursdwang als bedoeld in artikel 13b van de Opiumwet De president van de Arrondissementsrecht te Assen acht in zijn beslissing van 13 juli 1999 dat het voldoende aannemelijk is geworden dat aan de voorwaarden van artikel 13b Opiumwet is voldaan . Deze beslissingen bevestigen naar onze mening de hierboven genoemde feiten en omstandigheden met betrekking tot handel in harddrugs. Ondanks het feit dat uw horeca-inrichting op basis van artikel 13b van de Opiumwet gesloten is, zijn wij van mening dat er nog steeds vrees voor gevaar van de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid bestaat Daartoe baseren wij ons op een uitspraak van de Afdeling Rechtspraak Raad van State van 16 mei 1991. Omtrent het voornemen tot intrekking van de drank- en horecavergunning bent u op woensdag 7 juli 1999 te 11.00 uur gehoord Een afschrift van het verslag van deze hoorzitting treft u bijgaand aan. Wij zijn van mening u tijdens deze hoorzitting geen feiten of omstandigheden naar voren heeft gebracht op grond waarvan afgezien zou moeten worden van intrekking van de onderhavige vergunning. Gelet op artikel 31, lid 6, van de Drank- en Horecawet bepalen wij hierbij dat deze beschikking tot intrekking van de vergunning terstond van kracht is. Gelet op de ernst van de situatie achten wij het namelijk ongewenst dat de werking van deze beschikking zou worden opgeschort totdat de beroepstermijn is verstreken of, indien beroep wordt ingesteld, op het beroep is beslist. Wij wijzen u erop dat u binnen 6 weken na de dag van verzending van dit besluit beroep kunt instellen bij het college van Gedeputeerde Staten van Drenthe, Postbus 122, 9400 AC Assen Indien beroep wordt ingesteld kan een verzoek tot voorlopige voorziening worden gevraagd aan de president van de sector Bestuursrecht van de rechtbank te Assen Volledigheidshalve wijzen wij u tenslotte
nog op het bepaalde in artikel 5 van het "Besluit eisen zedelijk gedrag
Drank- en Horecawet". Daarin staat dat u 5 jaar lang niet aan de bepalingen
van dat besluit voldoet Dit gegeven is een grond voor de weigering van
een vergunning in het kader van de Drank- en Horecawet.
Hoogachtend Burgemeester en wethouders van Coevorden,
Iedere uitwoner die denkt iets anders te willen beweren, kan dit via e-mail bij EuroStaete indienen.
eurostaete@eurostaete.eu of info@eurostaete.eu of via invulformulieren contact met ons opnemen. |