College van Beroep voor het bedrijfsleven

Postbus 20021
2500 EA 's Gravenhage

Faxnummer 070-3813910 wordt tevens per gewone post, incl. bijlagen, verstuurd.

Betreft: beroep tegen het besluit van het Produktschap Zuivel, vermeld in de brief van 2 februari 2006 met kenmerk JZ/243315.

Hoorn, 6 maart 2006.

Geacht College,

Tegen het besluit van het Produktschap Zuivel (PZ) (kenmerk JZ/243315) wordt door middel van deze brief beroep bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBB) aangetekend.

Op grond van onrechtmatig handelen van het PZ inzake het uitbetalen van melkgeld eist de maatschap Beukeveld (maatschap) met terugwerkende kracht minimaal vanaf februari 1997 de geleden schade vermeerderd met de wettelijke rente op.

Het PZ is in de brief van 2 februari 2006 met kenmerk JZ/243315, van mening op gegoede gronden deze schade niet uit te hoeven betalen. Dit is niet juist. Het PZ meldt voorts, dat alle andere kortingen, die op het melkgeld zijn ingehouden rechtens onaantastbaar zijn geworden. Dit is eveneens niet juist. Op grond van artikel 162 BW6 en artikel 306 en 310 BW3 kan bij constatering van onrechtmatig handelen de geleden schade met terugwerkende kracht worden gevorderd.

Deze onrechtmatig door het PZ opgelegde kortingen eist de maatschap met terugwerkende kracht van 5 jaren, na de eerste constatering van het onrechtmatig handelen, op. Als begindatum voor deze terugwerkende kracht wordt 17 februari 2002 genomen, waarmee de aftrapdatum voor het vergoeden van de geleden schade 17 februari 1997 wordt.

Op 17 februari 2002 heeft de maatschap Beukeveld het CBB de vraag gesteld of het PZ, COKZ en de melkfabrieken de wettelijke bevoegdheid hebben te interfereren met de melkprijs.
Van het Europese Hof en van het CBB heeft de maatschap gelijk gekregen dat, behalve de Europese Gemeenschap, niemand zich met de melkprijs voor rauwe melk mag bemoeien op die wijze dat het prijsmechanisme waarin de gemeenschappelijke ordening voorziet, wordt verstoord.

Letterlijk schrijven het Europese Hof en het CBB hierover in hun uitspraken: Het Hof van Justitie (Eerste kamer) verklaart voor recht:

Rechtskader
Artikel 33, lid 1, EG luidt:
Het gemeenschappelijk landbouwbeleid heeft ten doel:

Aangetoond wordt dat bij het uitbetalen van de melk door het PZ, het PZ bewust en met voorbedachte rade in strijd met Europese wet en regelgeving heeft gehandeld.
Daarbij wordt aangetoond dat door dit onrechtmatig handelen van het PZ de maatschap niet de gelden voor zijn rauwe melk heeft gekregen waar zij volgens Europese wet en regelgeving recht op heeft.

Op grond van artikel 162 BW6 en artikel 306 en 310 BW3 wordt derhalve de datum februari 1997 genomen. Dat het College van Beroep voor het bedrijfsleven tot aan september 2005 de tijd nodig heeft gehad om tot een uitspraak te komen over uitbetaling van melk op grond van de kwaliteit doet daar niet aan af.  

De ten overvloede gemaakte opmerkingen van het PZ in de brief van 2 februari 2006 met kenmerk JZ/243315 zijn pertinent niet juist.

Allerlei maatregelen die in het kader van de marktordening voor melk en zuivelprodukten werden genomen, waren niet geënt op de richtprijs zoals het PZ beweert, doch gingen behoorlijk ten koste van de richtprijs. Aangetoond wordt dat door allerlei interfererende  prijsmechanismen gemiddeld rond de 11% van de richtprijs rauwe melk niet aan de veehouder is uitbetaald. Deze verstoring van het prijsvormingmechanisme is in strijd met Europese wet en regelgeving. Het PZ is van deze verstoring op de hoogte of heeft dit kunnen weten.

Derhalve is hier sprake van onrechtmatig handelen van de melkfabrieken in opdracht van én in samenwerking met het PZ uitgevoerd (artikel 162 en artikel 104 Burgerlijk Wetboek 6).

Daarnaast stond het, in tegenstelling tot het PZ in de brief van 2 februari 2006 beweert, de melkfabrieken niet vrij om bij de melkprijs rekening te houden met zaken zoals kwaliteit en eiwitgehalte. Ook waren de melkfabrieken niet vrij in het in rekening brengen van de vervoerskosten ten koste van de richtprijs. De toepasselijke Europese richtprijs voor rauwe melk betreft levering franco-fabriek. Dit houdt in dat de veehouder de vervoerskosten naar de melkfabriek moet betalen en de melkfabriek de richtprijs moet uitbetalen.

Samenvattend
Vanaf 1968 tot aan 1 april 2004 waren in tegenstelling tot het PZ beweert de melkfabrieken niet vrij in het bepalen van de melkprijs, doch moesten zij zich bij het uitbetalen van rauwe melk aan Europese verordeningen houden. Door allerlei onrechtmatig opgelegde kortingen op grond van verordeningen door het PZ uitgebracht, heeft de maatschap bij het uitbetalen van de melk niet de gelden voor de rauwe melk gekregen waar zij krachtens Europese wet en regelgeving recht op heeft. Het PZ is hier debet aan. Van het PZ wordt geëist deze tekorten vermeerderd met de wettelijke rente alsnog de maatschap uit te betalen.  

Ontvankelijkheid
Artikel 7:10 Awb stelt dat het bestuursorgaan beslist binnen zes weken na ontvangst van het bezwaarschrift. Het bestuursorgaan, in ons geval het PZ, heeft geen schriftelijk verzoek om het besluit met vier weken te verdagen ingediend. Derhalve kan worden gesteld, dat het PZ niet binnen de wettelijke norm van zes weken over het bezwaarschrift heeft beslist en op grond van deze overschrijding als niet ontvankelijk moet worden verklaard.

Het PZ dient daarom, over de jaren februari 1997 tot april 2004, de maatschap Beukeveld de onrechtmatig opgelegde kortingen op rauwe melk, vermeerderd met de wettelijke rente, uit te betalen.

Als jurisprudentie wordt verwezen naar de uitspraak van de Rechtbank Alkmaar alwaar ondergetekende niet ontvankelijk werd verklaard bij een overschrijding van de limiet met twee dagen (bijlage 1).

Op grond van artikel 1 Grondwet worden alle personen in Nederland gelijk behandeld. Dit geldt dus ook voor de rechtspersoon het PZ.

Op grond van artikel 7:3 Awb dient hoor en wederhoor plaats te vinden. Dit hoor en wederhoor heeft niet plaats gevonden. Dit hoor hoeft niet plaats te vinden, als het bezwaar kennelijk gegrond is.

Artikel 7:12 Awb meldt in deze: de beslissing op het bezwaar dient te berusten op een deugdelijke motivering, die bij de bekendmaking van de beslissing wordt vermeld. Daarbij wordt, indien ingevolge artikel 7:3 Awb van het horen is afgezien, tevens aangegeven op welke grond dat is geschied.

Zowel de deugdelijke motivering waarop is beslist, als de motivering, waarom geen hoor plaats heeft gevonden, ontbreekt, waardoor gesteld kan worden, dat het besluit van het PZ niet voldoet aan de criteria vermeldt in artikel 7:12 Awb en derhalve niet ontvankelijke moet worden verklaard. Mede op grond van ook deze niet ontvankelijkheid dient het PZ over de jaren februari 1997 tot april 2004 de maatschap de onrechtmatig ingehouden kortingen op rauwe melk, vermeerderd met de wettelijke rente, uit te betalen.

Opgemerkt dient te worden dat bovenstaande handelswijze van het PZ eveneens in strijd is met hun eigen reglement: Verordening PZ reglement hoorprocedure bezwaarschriften. (Vb. BO. 14 juli 2000 nr 35).

Algemene inleiding
In 1968 komt de Europese Gemeenschap (EG) met de verordening 804/68 met als doel de melkprijs op Europees niveau te regelen, zodat de veehouder, melkfabriek en consument een eerlijke prijs voor de melk en melkprodukten krijgen.

Deze richtprijs voor rauwe melk voor de veehouder op basis van vetgehalte franco-melkfabriek wordt jaarlijks door de EG aan de omstandigheden aangepast. Deze aanpassing is een alleenrecht van de EG en garandeert de veehouder een goed bestaan.

Vanaf 1 januari 2000 is de verordening (EG) 804/68 vervangen door de verordening (EG) 1255/99. In deze verordening is de richtprijs voor rauwe melk in één keer voor meerdere jaren vastgesteld. Desondanks wordt per 1 april  2004 de richtprijs voor rauwe melk opgeheven (verordening (EG) 1787/2003).

De toepasselijke richtprijzen voor melk met een vetgehalte van 3,7% in het stadium franco-melkfabriek uitgedrukt in euro per 100 kg melk zijn door middel van diverse verordeningen vanaf februari 1997 tot april 2004 allemaal vastgesteld op 30,98.

Met een gemiddeld vetgehalte van 4,4% moet een Nederlandse veehouder exclusief BTW 36,84 euro voor zijn 100 kilo melk uitbetaald krijgen.

Deze verplichte richtprijs wordt nergens in Europa gehaald!

Tot aan 1 april 2004 is het de lidstaten niet toegestaan om op welke wijze dan ook zich met de richtprijs rauwe melk te bemoeien. Hierover zijn diverse uitspraken van het Europese Hof bekend. Als laatste geldt de uitspraak van het Europese Hof van Justitie van 26 mei 2005, waarbij de Nederlandse regering en het PZ geen kortingen en bonussen op grond van de kwaliteit van de rauwe melk op de richtprijs mogen toepassen. Hoewel het eiwitgehalte in deze uitspraak niet expliciet werd genoemd is de aanpassing van de melkprijs op grond van het eiwitgehalte eveneens verboden. Dit verbod is uit jurisprudentie af te leiden.

Ondanks diverse gerechtelijke uitspraken van het Europese Hof en wet en regelgeving, die andere uitbetalingen dan die via artikel 3 EG verordening 804/68 verbieden, wordt vanaf juni 1995 tot aan 1 januari 2000 de Nederlandse melkprijsuitkering geregeld volgens het Landbouwkwaliteitsbesluit rauwe melk en zuivelbereiding (Stb. 1994, 63, zoals gewijzigd bij Regeling van 26 juni 1995 Stcrt. 1995, 122) en de Landbouwkwaliteitsregeling uitbetaling van boerderijmelk (Stcrt 1994, 25). Krachtens artikel 2 van dit litigieus reglement is het PZ bevoegd bij verordeningen regels te stellen inzake uitbetaling naar kwaliteit van boerderijmelk. Het bestuur van het PZ heeft de Landbouwkwaliteitsverordening 1994 Uitbetaling van boerderijmelk naar kwaliteit (PBO-blad 1994 afl. nr 9) vastgesteld.

In 2000 is van PZ de Zuivelverordening 2000, Uitbetaling van boerderijmelk naar kwaliteit, samenstelling en gewicht van kracht (Vb. Bo. d.d. 31 december 1999, nr. 75 PZ 10).

Dus, vanaf 26 juni 1995 begint de Nederlandse regering in strijd met Europese wet en regelgeving en vaste jurisprudentie zich actief met de richtprijs voor rauwe melk te bemoeien door met het Landbouwkwaliteitsbesluit Rauwe melk en zuivelbereiding te komen. Op grond van dit Landbouwkwaliteitsbesluit wordt rauwe melk nu op basis van vetgehalte, eiwit en kwaliteit uitbetaald. Het PZ krijgt daarbij van de regering de opdracht en alle vrijheid het Landbouwkwaliteitsbesluit te regelen en de COKZ komt met methoden om de kwaliteit van de rauwe melk te meten.

Uit diverse gerechtelijk uitspraken van het Hof van Justitie was toen reeds af te leiden, dat deze besluiten van de Nederlandse regering en het PZ in strijd met artikel 3 van de Europese verordening 804/68 waren. Dit wordt later in de uitspraak jegens het PZ en veehouder Kuipers andermaal door het Europese Hof bevestigd.

Een van de vrijheden van het PZ geldt artikel 9 van hun instellingsverordening PZ (12 april 1996, nr 21 RE 7). Dit artikel luidt: de door het Produktschap krachtens artikel 126, eerste lid van de wet op te leggen heffingen kunnen worden opgelegd naar grondslag welke het bestuur passend acht. Het Produktschap kan heffingen opleggen voor een ander doel dan de dekking van de huishoudelijke uitgaven van het Produktschap.

Met dit nieuwe stelsel van het PZ kunnen nu ook allerlei andere kortingen, zoals zomerkorting, vaste korting per afrekening, ophaalkosten, verwerkingskosten, analysekosten, administratiekosten, overheadkosten, modulatiekosten, kosten lidmaatschap, toeslagen en kortingen voor collectieve doeleinden, zoals promotie, onderzoek en dierbestrijding, heffingen Mond en Klauwzeer, het tijdstip van uitbetaling en nabetaling na afschrijving van reserves en investeringen in vermogen de intrede doen, hetgeen geschiedde.

Met deze litigieuze kortingen is het zicht op de Europese richtprijs volledig uit beeld, waardoor de bij wet verplichte richtprijs rauwe melk bij lange na niet wordt gehaald. Uit de lijst met kortingen is op te maken, dat ook de melkfabrieken hun kans roken om de veehouder kortingen op te leggen en zij kwamen met dubieuze vaste kosten per afrekening, inhouding per kg melk, kiemgetal, celgetal, de jaarlijks geleverde hoeveelheid melk (kwantumtoeslag), levering af boerderij, rente dragende obligaties, investeringen, kapitaalstortingen, voorschotten en nabetalingen om maar iets te noemen. Hierdoor liepen de totale kortingen soms op tot meer dan 30% van de richtprijs ten opzichte van uitsluitend uitbetaling volgens het vetgehalte, zie tabel 1 van dit beroepschrift. Nogmaals de richtprijs rauwe melk is de richtprijs waar alleen de EG het alleenrecht voor heeft om deze te wijzigen.

Toch manipuleren alle Nederlandse en veel Europese melkfabrieken met de melkprijs waardoor gemiddeld over enkele jaren in Europa ver onder de richtprijs wordt uitbetaald. Trek hierbij af de vele kortingen en het verschil loopt aanzienlijk tot gemiddeld 11% op, terwijl toch duidelijk in de wet staat dat de richtprijs rauwe melk franco-fabriek door de melkfabriek aan de veehouder moet worden uitbetaald.    

Duidelijk is dat diverse partijen zich in strijd met de Europese wet en regelgeving zich negatief met de  richtprijs rauwe melk franco-melkfabriek bemoeien, waardoor de veehouder een aanmerkelijk lager bedrag voor de rauwe melk krijgt, dan de EG voor ogen heeft. Van een redelijk bestaan voor de veehouder is in veel gevallen geen sprake meer.

Hoe groot dit effect op de richtprijs is, wordt aan de hand van de bestaande maatschap uiteengezet met als doel de nog niet uitbetaalde melkgelden alsnog uitbetaald te krijgen. Alle veehouders worden daarbij opgeroepen zelf ook eenzelfde berekening uit te voeren, zodat ieder zijn eigen conclusies kan trekken. Indien de veehouders dat willen en zij aantoonbare schade hebben geleden, kunnen zij wat de maatschap betreft zich in deze zaak voegen. Samen sterk en slim is het adagium.

In tabel 1 t/m 6 zijn de melkproducties en de vergoedingen van de melkfabriek aan de maatschap over de jaren 1999 tot april 2004 uitgezet tegen de netto melkprijs per liter melk, die de fabriek heeft uitbetaald en de melkprijs die op basis van het vetgehalte moest worden uitbetaald. In de vierde kolom staat het bedrag dat de melkfabriek moest uitbetalen. In de vijfde kolom staat hetgeen is uitbetaald. Met de kosten franco fabriek is rekening gehouden. Deze bedragen 5000 tot 8000 euro per jaar voor de maatschap. Het gemiddelde van € 6000 is genomen zijnde € 50 per ophaalbeurt. In de volgende kolom wordt uitgerekend hoeveel de maatschap per jaar tekort is gekomen door de vele kortingen, die bij wet niet mochten worden opgelegd. Het percentage verschil ten opzichte van de richtprijs staat in de volgende kolom vermeld. Alle bedragen zijn inclusief 6% BTW. De causale schade, die de maatschap heeft opgelopen wordt op grond van onrechtmatig handelen bij het PZ verhaald, omdat het PZ bij wet de enige instantie is die over de uitbetalingen gaat.  

Het PZ moet volgens de onderstaande Europese uitspraak de kosten maar bij de Nederlandse Staat verhalen.

Euro-Lex 61970J0008. Arrest van het Hof van 18 november 1970. De Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Italiaanse Republiek. Zaak no 8/70.

Jurisprudentie 1970 bladzijde 00961 (EEG-VERDRAG, ART. 169)
Samenvatting. Een lidstaat wordt in de zin van artikel 169 aansprakelijk onafhankelijk van de vraag welk staatsorgaan door zijn handelen of nalaten het verzuim veroorzaakte, zelfs al betreft het een constitutioneel onafhankelijke instelling.

Samenvattend.
Medio 1995 legt de Nederlandse regering alle veehouders de verplichting op de rauwe melk op kwaliteit te laten controleren, waarbij de melk op basis van vet, eiwit en kwaliteit via het PZ wordt uitbetaald. Kortingen op de melkprijs vinden plaats als de melk niet aan bepaalde normen voldoet. Het PZ mag dit besluit met een te ruime beleidsvrijheid uitvoeren.

Mede vanwege de ondoorzichtigheid in het berekenen van de bruto melkprijs op grond van vet, eiwit en kwaliteit sluipen, eveneens in strijd met de Europese wet en regelgeving, allerlei dubieuze kortingen, kosten, verrekeningen, toeslagen, heffingen, modulaties, reserveringen en aflossingen in, die de constante richtprijs zover ondermijnen dat er geen sprake meer is van een behoorlijke prijs voor de rauwe melk, waardoor menig veehouder letterlijk en figuurlijk het loodje legt.

Door gezamenlijk op grond van onrechtmatige daden de causale schades bij de diverse partijen neer te leggen en met name bij het PZ, moet alsnog voor de veehouder een redelijke boterham te verdienen zijn. De maatschap gaat een ieder voor in de strijd en hoopt op ondersteuning.

Onrechtmatig handelen
De vraag die gesteld wordt: zijn de Nederlandse Staat en het Productschap Zuivel in 1995 op de hoogte van het feit dat hun Kwaliteitswet en Kwaliteitsverordeningen in strijd zijn met Europese Wet en regelgeving? Deze vraag kan volmondig met Ja worden beantwoord en zal aan de hand van jurisprudentie, wet- en regelgeving nader worden onderbouwd. Dit houdt in dat het PZ vanaf 1995 tot aan april 2004 onrechtmatig melkgeld onthoudingen en melkgeld uitbetalingen o.a. op grond van het eiwitgehalte en kwaliteit door de melkfabrieken heeft laten uitbetalen. Deze uitbetalingen resulteerden in aanmerkelijk lagere prijzen voor de rauwe melk dan op grond van alleen het vetgehalte. Deze tekort uitbetaalde melkgeldprijzen dient het PZ de veehouders alsnog uit te betalen. Hiervoor wordt een beroep gedaan op het bewust en met voorbedachte rade onrechtmatig handelen van het PZ en de Staat der Nederlanden.

Toepasselijke Communautaire wet en regelgeving
Verordening (EEG) Nr. 804/68 van de Raad van 27 juni 1968 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelprodukten (laatstelijk gewijzigd bij Vo. (EG) nr. 1587/96; PB nr. L 206 d.d. 16.08.96) meldt o.a.:

Artikel 3 van deze verordening houdt in:

Artikel 23 van verordening nr. 804/68 luidt:

Per 1 januari 2000 wordt Verordening (EG) nr 804/68 vervangen door verordening (EG) nr 1255/1999.

In de toepasselijke Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een Gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten, Publicatieblad Nr. L 160 van 26/06/1999 blz. 0048 - 0072 van 17 mei 1999, luidt artikel 2:

Het melkprijsjaar voor alle in artikel 1 genoemde producten begint op 1 juli en eindigt op 30 juni van het daaropvolgende kalenderjaar.

Artikel 3 luidt:

Artikel 38 luidt:

Artikel 44 luidt:

Vanaf 1 januari 2000 wordt de richtprijs voor rauwe melk dus in één keer voor meerdere jaren vastgesteld. Echter per verordening (EG) nr. 1787/2003 wordt met ingang van 1 april 2004 artikel 3 van de verordening nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een Gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten geschrapt.

Toepasselijke jurisprudentie

Lex-61979J0005. Arrest van het Hof van 18 oktober 1979. Strafgeding tegen Hans Buys, Han Pesch en Yves Dullieux en Denkavit France Sarl. " Bevriezing van landbouwprijzen". (Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door het Court d 'Appel, te Rouen). Zaak no. 5/79.

Punt drie van deze prejudiciële beslissing luidt:

Punt vier van deze prejudiciële beslissing luidt:

Punt achttien van deze prejudiciële beslissing luidt:

Punt negentien van deze prejudiciële beslissing luidt:

Punt twintig van deze prejudiciële beslissing luidt:

Punt eenentwintig van deze prejudiciële beslissing luidt:

Punt drieëntwintig van deze prejudiciële beslissing luidt:

Punt dertig van deze prejudiciële beslissing luidt:

Euro-Lex 61999J0022. Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 26 september 2000. Zaak C-401/99.  Jurisprudentie 2002 bladzijde I-05775

Artikel 3 van verordening (EEG) nr. 804/68 van de Raad van 27 juni 1968 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten, verzet zich tegen een nationale wettelijke regeling, zoals de in het hoofdgeding aan de orde zijnde, die ertoe strekt de vaststelling van een uniforme producentenprijs van melk te bevorderen en te begunstigen.

De toepasselijke Zuivelverordening 2000, Uitbetaling van boerderijmelk naar kwaliteit, samenstelling en gewicht (Vb. Bo. d.d. 31 december 1999, nr. 75 PZ 10).

Het bestuur van het Productschap Zuivel heeft, gelet op de artikelen 93, 95, 102 en 104 van de Wet op de bedrijfsorganisatie alsmede op artikel 5, lid 1, van de Instellingsverordening Produktschap Zuivel, in de vergadering van 15 september 1999 de navolgende verordening vastgesteld.

Artikel 2 De ontvanger van boerderijmelk betaalt aan de betrokken melkveehouders per uitbetalingsperiode de aan hem geleverde boerderijmelk op basis van de kwaliteit, de samenstelling en het gewicht met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens deze verordening.

Onder de rubriek "Algemeen" staat in deze Zuivelverordening van het PZ het volgende.

In de prejustitiële vragen aan het Hof in de zaak Kuipers (arrest 26 mei 2005 (C-283/03) stelt het College van Beroep zich bij punt 28 de volgende vraag af.

In deze uitspraak staat onder punt 30

De eerste vraag wordt als volgt door het Hof beantwoord.

Het eerste onderdeel van de eerste vraag!

Het tweede onderdeel van de eerste vraag

De tweede vraag

Dictum in deze zaak: het Hof van Justitie (Eerste kamer) verklaart voor recht:

Lees in bovenstaande voor kwaliteit het woord eiwit en de bovenstaande uitspraak (arrest 26 mei 2005 (C-283/03)) geldt eveneens voor de hoofdcomponent eiwit verwoord in de litigieuze Nederlandse Landbouwkwaliteitswet en de Landbouwkwaliteitsverordening van het PZ.

Anders vermeldt: de Nederlandse Landbouwkwaliteitswet en Landbouwkwaliteitsverordening van het PZ zijn vanwege artikel 3 (EEG) nr 804/68 nietig.

Het is verheugend in de uitspraak van het Hof te constateren, dat het HOF, de Commissie en het CBB eenzelfde mening zijn toegedaan (zie de punten 28 en 30 met als resultaat de punten 48 en 53) in bovenstaande uitspraak jegens Kuipers.

De uitbetaling rauwe melk vindt op grond van artikel 3 (EEG) nr 804/68 uitsluitend plaats op basis van het vetgehalte. Alle andere interventies op nationaal niveua die met de richtprijs interfereren zijn verboden.

Eindconclusie
Het PZ moet rauwe melk uitsluitend uitbetalen op grond van het vetgehalte.

Dit is vanaf 1968 tot 1 april 2004 op Europees niveau geregeld en bevestigd met behulp van diverse gerechtelijke uitspraken.

Sinds 1994 tot 1 maart 2004 verrekent het PZ in strijd met Europese wet en regelgeving de rauwe melk op grond van vetgehalte, eiwit en kwaliteit. Deze einduitbetaling van het PZ haalt daarnaast in alle gevallen niet het prijsniveau dat op Europees niveau met de richtprijs wordt beoogd. In bepaalde maanden wijkt de uitbetaling van het PZ ongeveer 30% af van het werkelijk uit te betalen melkgeld.

De maatschap eist van het PZ de uitbetaling van het melkgeld op uitbetaald op basis van het vetgehalte gedurende de periode februari 1997 tot aan 1 maart 2004.

De geleden schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente.

Het CBB wordt gevraagd het PZ deze beide betalingen aan de maatschap te doen uitbetalen.

Namens de maatschap Beukeveld

Dr G.J.J. Beukeveld
Renoirhof 161
1628 XC Hoorn

Disclaimer Free counter and web stats